Normaal gesproken is in de gemeente de voorjaarsnota de start van de begrotingscyclus. Maar in een verkiezingsjaar is dat het coalitieakkoord. Dat wordt dan vertaald in de begroting van het volgend jaar. Wietse Jelles sprak hierover met het Amsterdamse raadslid Carolien de Heer (PvdA).
“Als het goed is, werkt het zo dat het college de lijnen uitzet aan de hand van het coalitieakkoord. Het ambtelijk apparaat voert dat vervolgens uit. Maar ze hebben wel degelijk ook daarvoor invloed: ambtenaren geven ook proactief informatie. Er staat bijvoorbeeld in het huidige akkoord dat we iets gaan doen aan versterking van kades en bruggen. Daar gaan veel gelden naar toe, maar geen enkele coalitiepartij had dat in z’n verkiezingsprogramma’s. Dat komt dus echt vanuit door de ambtenarij aangeleverde informatie. In de praktijk is het dus niet altijd zo zwart-wit: doordat ze informatie verschaffen, hebben ambtenaren ook invloed op wat de politiek besluit.”
Ook burgers kunnen invloed uitoefenen, maar Carolien heeft dan wel een tip: “Als je echt iets wil bereiken zul je een coalitiepartij mee moet krijgen: het is leuk als een oppositiewoordvoerder het met je eens is, maar voor een aangenomen motie of amendement heb je een meerderheid nodig, die je zonder coalitiepartij niet gaat vinden. Wat dat betreft is mijn advies om je minimaal op een coalitiepartij te richten.”
Gelukkig hoef je als burger of organisatie niet zelf de begroting te kunnen lezen. “Het is niet nodig om suggesties voor een volledig passende begroting te geven. Iemands belang gaat vrijwel altijd ten koste van iets anders. De afweging is echt aan de gemeenteraad – je kunt beter gewoon voor je eigen zaak pleiten. Dan mag de raad stoeien over een goede dekking.”
“Het helpt natuurlijk wel als organisaties ook rekening houden met het algemeen belang: je kunt beter pleiten voor een hele sector of wijk, dan alleen voor jouw organisatie of achtertuin. In principe gaat de raad over de kaders. ‘Zeehondjes redden’ noemen we dat, als raadsleden gaan pleiten voor één enkel geval. Dat betekent natuurlijk niet dat je niet moet inspreken als je eens geen medestanders kunt vinden. Jouw verhaal kan betekenen dat ons beleid niet goed is.”