In 2013 liepen we met een aantal vrienden door De Groene Ster, een waterrijk natuurgebied net buiten Leeuwarden. We hadden een idee om in de stad die volgens lokale bard Piter Wilkens ‘niets was, niets is en niets zal worden’ een meerdaags popfestival te beginnen. Mijn twee partners-in-crime waren al jaren actief in Leeuwarden en hadden al een succesvol poppodium in een oude gevangenis opgericht. Ik had als oprichter van De Nacht van Kunst & Wetenschap in Groningen ook wel wat ervaring met opzetten en programmeren van festivals. Bovendien wilde Leeuwarden Culturele Hoofdstad worden in 2018 en wij dachten bij het schrijven van de plannen voor het bidbook: waarom wachten tot 2018?
Dus vol enthousiasme begonnen we het avontuur. We vonden twee lokale producenten die geloofden in de plannen en leveranciers overtuigden. De wethouder – die elke vorm van ondernemerschap in zijn stad van harte ondersteunt – zorgde dat de gemeente meewerkte. En er meldde zich een groep jonge honden die het cynisme over hun eigen stad wel wilden bestrijden en vrijwillig de communicatie, het boeken van bands, aankleding van het festival, de horeca etc. etc. oppakten. Zo is Welcome to The Village geboren, een festival voor drieduizend man en een begroting van nog geen 500.000 euro. Ondertussen is het bij de vijfde editie uitgegroeid tot een driedaags festival voor muziek, theater, beeldende kunst, social design en innovatie waar jaarlijks ruim zevenduizend mensen op afkomen. Het wordt georganiseerd door een groep van ruim veertig zzp’ers, met behulp van tweehonderd man crew en zeshonderd vrijwilligers bij de opbouw, afbouw en tijdens het festival en een begroting van 1,3 miljoen euro.
Wij zien het festival vooral iets dat primair artistieke en maatschappelijke waarde toevoegt aan de regio. Zo maken we de festivalaankleding bijvoorbeeld samen met jongeren met rugzakjes, herintreders, nieuwkomers en vroeg dementerenden. We willen daarom een ‘independent’ festival blijven, en ons niet exclusief binden aan een van de grote muziekboekings- en organisatiekantoren (MOJO bijvoorbeeld) die een festival echt alleen als verdienmodel zien.
Om meer financiële zekerheid te krijgen om onze inhoudelijke en maatschappelijke ambities waar te maken wilden wij landelijk geld aanvragen via de vierjarige festivalregeling van het Fonds Podiumkunsten 2017 – 2021. ‘Nogal ambitieus om als festival dat nog maar drie keer georganiseerd is landelijk geld aan te vragen met gevestigde namen als Eurosonic -Noorderslag en Into The Great Wide Open als concurrentie’. Dat was de boodschap van Fonds Podiumkunsten toen we ze belden om advies in te winnen vooraf. Aan de andere kant: je weet nooit hoe een koe een haas vangt liet de adviseur doorschemeren. En Dream out Loud was toch al het hele uitgangspunt van ons festival. Dus let’s give it a try!
Er was nog wel een kink in de kabel: regionale cofinanciering is bij het fonds een van de selectiecriteria, en dat was voor ons een probleem. Leeuwarden won – tegen ieders verwachting in – de titel European Capital of Culture 2018 waardoor er sinds de titelwinst in 2014 tot en met 2018 geen enkele financiële ruimte is voor nieuwe culturele initiatieven bij zowel gemeente als provincie.
Hoe wij toch de aanvraag gehonoreerd kregen? Hieronder de drie stappen die de sleutel tot onze succesvolle lobby vormden:
1. Het begint dichtbij huis | Vanaf het begin hebben wij ons festival zo lokaal mogelijk georganiseerd: lokale foodpachters, leveranciers en zoveel mogelijk lokale medewerkers. En vanaf het begin hebben we ook contact gezocht met onderwijsinstellingen in het noorden om samenwerkingen aan te gaan. We wilden immers de stad een stuk toffer maken en dat werkt als je het samen doet, alsmienskip. Ons festival kreeg zo vele vaders en moeders. Dat maakt het soms ingewikkeld omdat iedereen er wat van vindt als we het festival wat aanpassen. Aan de andere kant zorgt het ervoor dat ons festival snel een grote bekendheid, draagvlak en achterban kreeg in de stad, ook onder lokale politici. De afgelopen jaren is de partnerlijst minimaal vier keer zo lang geworden, alle noordelijke kennisinstellingen zijn wel bij een bepaald project betrokken, ook vinden we jaarlijks een plekje voor leerlingen met rugzakjes, herintreders, asielzoekers en eenzame ouderen. Ook hebben we – ondanks het gedoe over vergunningen en gebrek aan financiën – de lokale overheden altijd benaderd als partner-in-crime. Zo hebben we samen het gebied waar we ons festival organiseren een beter recreatiegebied gemaakt en gezamenlijk geïnvesteerd, houden we praatjes over de kracht van cultuur, mogen ze ons beeldmateriaal en dergelijke te allen tijde gebruiken in hun marketing efforts en ondersteunen we de culturele hoofdstad vanaf het begin door actief mee te denken en organiseren. Dus toen we de ambitie om landelijk geld aan te vragen bij gemeente en provincie bekend maakten was de bereidheid groot om mee te denken en zocht men om potjes geld bij verschillende afdelingen. Zo konden we een aanvraag schrijven waar in ieder geval een beetje regionale co-financiering mogelijk was.
2. Denk als politicus/bestuurder en zorg voor bewijslast | Nu de bestuurders aan boord waren en onze bid voor landelijk geld ondersteunden moesten we de gemeentelijke en provinciale politici ook nog overtuigen zodat ze de voorgestelde wijzingen in budgetten zouden goedkeuren. Bij de cultuur minnende partijen was dat niet zo’n groot probleem. Om ook de andere partijen te overtuigen van het nut van cultuursubsidies hebben we allereerst gezorgd dat we het nooit hadden over subsidies, maar over investeringen. En om de wedervraag over de return-on-investment goed te kunnen beantwoorden lieten we arbeidsmarkteffect doen door een hoogleraar van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij berekende voor ons op basis van onze boekhouding over een jaar dat wij maar liefst een werkgeverseffect van 23 FTE hadden in Friesland alleen op basis van onze eigen uitgaven en zonder de gemiddelde bestedingen van onze bezoekers, dus het is waarschijnlijk dat het uiteindelijke werkgeverseffect nog hoger is. Dat was de bewijslast die de meer economisch georiënteerde partijen nodig hadden en over de streep trok. En zo kregen we de kleine, maar essentiële co-financieringsbijdragen van zowel gemeente als provincie.
3. Smeed coalities en drink bakjes koffie | Er waren meer festivals in het noorden die landelijk geld wilden aanvragen en ook tegen het probleem van co-financiering aanliepen. We richtten een coalitie op, waar gevestigde namen als Oerol en Noorderzon zich ook achter schaarden (die beiden al jarenlang rijksgelden ontvangen) en voerden samen publiekelijk de druk op richting de gemeentes en provincie. Dat heeft – naast het onderzoek door de universiteit – zeker geholpen om de co-financiering voor elkaar te krijgen. Die coalitie bleek later nog veel belangrijker te zijn.
De aanvragen van zowel Eurosonic Noorderlsag, Into the Great Wide Open als van ons werden goed beoordeeld door de commissie van het Fonds Podiumkunsten, maar er was niet genoeg geld beschikbaar om alle aanvragen te honoreren. We zochten elkaar weer op als festivals en brachten ons gezamenlijke netwerk goed in kaart, stemden de boodschap af en dronken vervolgens allemaal eindeloos veel bakjes koffie met lokale bestuurders, politici, belangrijke werkgevers en de Noordelijke Kamerleden met de boodschap: het noorden komt er met de verdeling van het geld zo wel heel bekaaid af.
Ook zochten we de samenwerking met andere landelijke festivals die buiten de boot vielen wegens gebrek aan geld, we maakten een lobbydocument en ook daar zorgden we dat de Kamerleden en het ministerie in gezamenlijkheid werden belobbyd om het belang van festivals aan te geven als podium voor nieuw talent en innovatie in de sector. Ook togen we als drie noordelijke provincies in een bus naar Den Haag om het economisch, maatschappelijk en cultureel belang van de festivals uit te leggen aan Kamerleden en het ministerie. De boodschap kwam aan en een paar weken later schreef de minister Bussemaker dit in haar besluit om extra geld vrij te maken voor festivals: ’Door het hele land worden festivals georganiseerd. En het publiek stroomt toe. Ook publiek dat anders niet in aanraking zou komen met cultuur. Door het budget voor festivals te verruimen, kunnen toonaangevende festivals als Noorderslag, Welcome to The Village en Cultura Nova hun voorstellingen en concerten voortzetten.’
Bianca Pander is mede-directeur van BKB | Het Campagnebureau. Ze is een Friese uit Groningen overgewaaide Amerikanist en politieke junk die als zelfbenoemde hobby in Leeuwarden het festival Welcome to The Village organiseert nadat ze eerder De Nacht van Kunst & Wetenschap en de Nacht van Kunst & Kennis opzette. Daarnaast is ze onder ander lid van de Raad van Toezicht van Eurosonic Noorderslag en is ze mede-oprichter en lid van het initiatief Stem op een Vrouw.